Evolutie naar EDCG (Europese Deontologische Commissie voor Gezinsadvies)
Toen de wet-Cauwenberghs (27 maart 1995) van kracht werd, paste de vzw haar doelstellingen aan de nieuwe behoeften aan. De wet regelde nu de controle op de afzonderlijke bemiddelaars van spaarproducten en levensverzekeringen. Daarom evolueerde de vzw van een controleorgaan voor adviseurs van Hamburg-Mannheimer naar een externe adviescommissie voor deontologische kwesties op alle niveaus van de financiële sector, niet enkel voor Hamburg-Mannheimer maar voor elke organisatie die spaar-, beleggings-, en leveringsverzekeringen aanbiedt. Legitimatiekaarten en certificaten werden niet langer uitgereikt door de commissie zelf, maar door de financiële instelling.
De commissie werd geraadpleegd over allerhande kwesties. Verschillende thema’s kwamen aan bod tijdens de vergaderingen: productfilosofie, reclame-ethiek, informatie aan klanten enzovoort. Niettegenstaande haar adviezen enkel moreel bindend waren, werden deze door de opdrachtgever, in casu Hamburg-Mannheimer, toch grotendeels nageleefd. De commissie vormde een krachtig orgaan door het grote morele gezag van de leden van de commissie.
Kort na de wet-Cauwenberghs heerste er een gevoel van onzekerheid bij de klant door onder meer de grote beurscrisis van 2001. Een onafhankelijke adviescommissie van externe specialisten uit alle sectoren van het leven kon mee zorg dragen voor stabiliteit en legitimatie. De maatschappij bevroeg zichzelf met deze commissie over haar deontologische verantwoordelijkheid tegenover de klant. Tijdens algemene vergaderingen van de commissie werden telkens morele thema’s aangekaart in het bijzijn van een vertegenwoordiger van Hamburg-Mannheimer. De commissie formuleerde daarop haar adviezen voor de maatschappij. Deze adviezen kregen daarnaast ook een verruiming op internationaal gebied. De maatschappij werd in die periode actief in de volledige Benelux.